De begraafplaatsen worden onderscheiden in gemeentelijke en bijzondere.
Het is verboden een begraafplaats, die niet op de voet van het bepaalde bij of krachtens deze wet is aangelegd of in gebruik genomen, als zodanig ter beschikking te stellen of te gebruiken.
Geen toegang of ingang van een graf of grafkelder mag zich bevinden of worden aangelegd in een kerk of een ander gesloten gebouw, dat niet uitsluitend tot begraven bestemd is.
1 |
De houder van een begraafplaats houdt een register van alle daar begraven lijken, met een nauwkeurige aanduiding van de plaats waar zij begraven zijn. |
|
|
2 |
Het in het eerste lid bedoelde register is openbaar. |
|
|
3 |
Het register van een bijzondere begraafplaats wordt bij opheffing van die begraafplaats overgebracht naar het archief van de gemeente waarin die begraafplaats was gelegen. |
Ten minste zes maanden en ten hoogste twaalf maanden voor het verstrijken van de termijn van uitgifte van een algemeen graf doet de houder van de begraafplaats daarvan schriftelijk mededeling aan de belanghebbende bij dat graf wiens adres hem bekend is.
1 |
Een uitsluitend recht op een graf, welke vorm aan dit recht ook wordt gegeven, kan uitsluitend schriftelijk worden gevestigd. Het recht kan voor onbepaalde tijd of voor een bepaalde tijd van ten minste tien jaar worden verleend.
Het voor bepaalde tijd verleende recht wordt op verzoek, mits gedaan binnen twee jaar voor het verstrijken van de termijn, telkens verlengd, met dien verstande dat de houder van de begraafplaats kan bepalen dat een periode van verlenging niet korter is dan vijf jaar en niet langer is dan twintig jaar. Het uitsluitend recht op een graf is geen registergoed. |
|
|
2 |
Binnen een jaar na de aanvang van de termijn waarin verlenging van het recht kan worden verzocht doet de houder van de begraafplaats aan de rechthebbende wiens adres hem bekend is, schriftelijk mededeling van het verstrijken van de termijn en van het bepaalde in het eerste lid. |
|
|
Indien niet binnen drie maanden na verzending van de mededeling, bedoeld in het tweede lid, om verlenging van het recht is verzocht, maakt de houder van de begraafplaats de mededeling bekend bij het graf en bij de ingang van de begraafplaats, tot het einde van de periode waarvoor het recht was gevestigd. |
|
|
|
4 |
In geval van kennelijke verwaarlozing van het onderhoud van een particulier graf, kan de houder van de begraafplaats, voor zover de plicht tot onderhoud niet bij hem ligt, deze verwaarlozing vastleggen in een schriftelijke verklaring, die hij toezendt aan de rechthebbende, die binnen één jaar na ontvangst in het onderhoud voorziet. |
|
|
5 |
Indien de ontvangst van de verklaring, bedoeld in het vierde lid, niet bevestigd wordt, maakt de houder van de begraafplaats de verklaring bekend bij het graf en bij de ingang van de begraafplaats, gedurende een periode van vijf jaar dan wel totdat in die periode in het onderhoud is voorzien. |
|
|
6 |
Indien toepassing is gegeven aan het vierde of vijfde lid en niet alsnog in het onderhoud van het graf is voorzien, vervalt het recht op het graf op het moment dat de periode van één dan wel vijf jaar, bedoeld in het vierde respectievelijk vijfde lid, is verstreken |
|
|
7 |
Indien het recht op het graf nog geen tien jaar is gevestigd op het moment dat de periode, bedoeld in het vijfde lid is verstreken, blijft de bekendmaking in stand totdat de periode van tien jaar is verstreken dan wel totdat in die periode in het onderhoud is voorzien. Indien niet voordien in het onderhoud van het graf is voorzien, vervalt het recht op het graf zodra de termijn van tien jaar is verstreken. |
1 |
Een lijk wordt slechts opgegraven met vergunning van de burgemeester van de gemeente waarin het is begraven, en, indien het een particulier graf betreft, met toestemming van de rechthebbende op het graf. |
|
|
2 |
Aan de vergunning verbindt de burgemeester de nodige voorschriften betreffende geneeskundig toezicht alsmede vervoer en bestemming van het lijk. |
|
|
3 |
Een opgegraven lijk mag worden gecremeerd, wanneer het verzoek daartoe gedaan wordt door de in artikel 18 bedoelde persoon. De paragrafen 1, 2 en 3 van hoofdstuk II zijn ten aanzien van de crematie niet van toepassing. |
|
|
4 |
Crematie binnen een jaar na de begraving vindt slechts plaats met schriftelijk verlof van de officier van justitie van de plaats van opgraving. |
Artikel 29 is niet van toepassing bij een opgraving ingevolge een bevel van een gerechtelijke autoriteit met het oog op een strafrechtelijk onderzoek.
1 |
Artikel 29 geldt evenmin bij het ruimen van graven, voorzover dit geschiedt met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens dit artikel. |
|
|
2 |
Het ruimen geschiedt niet dan op last van de houder van de begraafplaats en na verloop van tien jaar nadat in het graf laatstelijk een lijk is geplaatst, en, indien het een particulier graf betreft, met toestemming van de rechthebbende op het graf. |
|
|
3 |
De overblijfselen der lijken worden op een begraafplaats ter aarde besteld of, met overeenkomstige toepassing van het gestelde in artikel 29, derde lid, in een crematorium gecremeerd. |
|
|
4 |
Gedeputeerde staten kunnen besluiten de in het tweede lid genoemde termijn te verlengen. Het besluit treedt terstond in werking. |
|
|
Ten minste twee maanden voordat een graf van een onbekende wordt geruimd, geeft de houder de burgemeester daarvan kennis. De burgemeester is bevoegd, uitsluitend ten behoeve van de identificatie van de onbekende en opsporing van vermiste personen, van de overblijfselen van de onbekende door of onder verantwoordelijkheid van een arts lichaamsmateriaal af te doen nemen of een gebitsstatus te doen opmaken. Indien de burgemeester van die bevoegdheid gebruik maakt, wordt de ruiming opgeschort, ten minste tot het moment dat de uitslag van de poging tot identificatie bekend is, waarna een nabestaande in de lijkbezorging voorziet dan wel de ruiming kan worden voltooid. |
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent de wijze van begraven, de inrichting van het graf, de afstand van de graven onderling, het ruimen van de graven, het verwijderen van grafmonumenten en de teraardebestelling van de overblijfselen der lijken.
Gedurende de periode dat een graf niet geruimd mag worden, is artikel 20, eerste lid, aanhef en onder e en f, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek niet van toepassing op hetgeen op dat graf is geplaatst of op het gebouw of werk waarin het graf zich bevindt, dan wel, indien is begraven in een grafkelder, op hetgeen daarin of daarop is geplaatst.
Een gemeente heeft voor zich of met een of meer andere gemeenten tezamen tenminste een gemeentelijke begraafplaats, tenzij gedeputeerde staten van deze verplichting tijdelijk ontheffing hebben verleend.
Tenminste elke dag welke geen zondag of algemeen erkende feestdag is, wordt gelegenheid tot begraven gegeven gedurende een redelijke tijd, bij gemeentelijke verordening te bepalen.
1 |
Een gemeente behoeft voor het aanleggen of uitbreiden van een begraafplaats op het grondgebied ener andere gemeente toestemming van de raad van deze laatste. |
|
|
2 |
De verordenende bevoegdheid met betrekking tot die begraafplaats wordt door de terzake bevoegde gemeenteraad uitgeoefend in overeenstemming met die van de andere gemeente. |
|
|
3 |
Wordt zodanige overeenstemming niet verkregen dan stellen gedeputeerde staten de verordeningen vast. Liggen de gemeenten in verschillende provinciën, dan geschiedt deze vaststelling door Ons, gedeputeerde staten der betrokken provinciën gehoord. |
Een kerkgenootschap is gerechtigd tot het hebben van één of meer kerkelijke begraafplaatsen tot een zodanige uitgestrektheid, als overeenkomt met een redelijk deel van de grond, welke in de gemeente voor begraafplaatsen bestemd is. De gemeenteraad kan aan een kerkgenootschap op zijn verzoek toestaan, meer of grotere begraafplaatsen te hebben, onverminderd het recht van de andere kerkgenootschappen, bedoeld in de eerste volzin.
1 |
Voor zover een kerkgenootschap geen gebruik maakt van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 38 wordt op zijn verzoek door burgemeester en wethouders een deel van de gemeentelijke begraafplaats te zijner beschikking gesteld. |
|
|
2 |
De gemeente blijft belast met het beheer, het onderhoud en de administratie. Over de inrichting, de afscheiding en het gebruik van genoemd deel der begraafplaats, alsmede over de toepassing van de artikelen 35, 43 en 44, wordt overleg gepleegd met het kerkgenootschap. |
1 |
Voor het aanleggen of uitbreiden van de bijzondere begraafplaats wordt slechts de grond gebruikt, die daartoe door de gemeenteraad is aangewezen. |
|
|
2 |
Burgemeester en wethouders kunnen maatregelen voorschrijven, welke nodig zijn teneinde de grond geschikt te maken om als begraafplaats te dienen. |
|
|
3 |
Indien het kerkgenootschap geen eigenaar van de benodigde grond is, dragen burgemeester en wethouders desgevraagd zorg, dat het kerkgenootschap de grond, mede gelet op de staat, waarin deze ingevolge het tweede lid moet verkeren, op redelijke voorwaarden in eigendom kan verwerven. Kunnen burgemeester en wethouders en het kerkgenootschap niet tot overeenstemming komen, dan bepalen gedeputeerde staten op verzoek van een van hen of beide de voorwaarden. |
Voor het in gebruik nemen van de bijzondere begraafplaats of van een deel daarvan is de toestemming van burgemeester en wethouders nodig. Deze toestemming wordt slechts geweigerd, indien niet aan de wettelijke voorschriften is voldaan.
1 |
Van de besluiten van de gemeenteraad, onderscheidenlijk van burgemeester en wethouders, genomen ingevolge deze paragraaf, staat voor belanghebbenden beroep bij gedeputeerde staten open. De uitspraak van gedeputeerde staten kan door Ons worden geschorst en vernietigd wegens strijd met het recht of het algemeen belang. |
|
|
2 |
Indien de gemeenteraad, onderscheidenlijk burgemeester en wethouders, nalatig blijven een besluit te nemen, bepalen gedeputeerde staten op verzoek een termijn, binnen welke zulks alsnog dient te geschieden. Is zulk een besluit voor afloop van deze termijn niet genomen, dan worden de gemeenteraad, onderscheidenlijk burgemeester en wethouders, geacht afwijzend te hebben beschikt. |
1 |
Een begraafplaats kan worden gesloten. |
|
|
2 |
Voor een gemeentelijke begraafplaats nemen burgemeester en wethouders het besluit daartoe. |
|
|
3 |
Van de sluiting van een andere begraafplaats wordt terstond mededeling gedaan aan burgemeester en wethouders. |
Indien op een begraafplaats gedurende tien jaren geen begraving meer heeft plaats gehad, kunnen burgemeester en wethouders de begraafplaats gesloten verklaren. De begraafplaats wordt alsdan geacht met ingang van de dag na die van de laatste begraving te zijn gesloten. Deze dag wordt in het besluit van burgemeester en wethouders vermeld.
1 |
Tegen een besluit tot sluiting of geslotenverklaring kunnen belanghebbenden bij gedeputeerde staten in beroep komen. |
|
|
2 |
Indien onherroepelijk is besloten tot sluiting dan wel geslotenverklaring van een gemeentelijke begraafplaats, kunnen gedeputeerde staten op verzoek van de rechthebbende op een particulier graf waarin nog begraven kan worden, een schadeloosstelling ten laste van de betrokken gemeente vaststellen terzake van het teniet gaan van het recht tot begraven. |
1 |
|
|
|
2 |
De begraafplaats blijft, onverminderd het bepaalde in de artikelen 29-31 en 66, gedurende twintig jaren onaangeroerd liggen. |
|
|
3 |
De grond mag, indien het een particulier graf betreft, met toestemming van de rechthebbende, gedurende tien jaren na afloop van de in het tweede lid genoemde termijn, of, indien toepassing is gegeven aan artikel 31, vierde lid, na afloop van de krachtens die bepaling gestelde termijn slechts tot bezaaiing of beplanting worden gebruikt, mits niet dieper dan 0,5 m wordt gegraven. Gedeputeerde staten kunnen vergunning verlenen tot uitgraving ter meerdere diepte. |
|
|
4 |
Een particulier graf, gelegen op een gesloten begraafplaats, wordt, voor zover in het onderhoud behoorlijk wordt voorzien, onaangeroerd gelaten. |
Een begraafplaats houdt op dit te zijn, indien de grond die bestemming heeft verloren en zich daarin geen graf bevindt.
Onder begraafplaats wordt voor de toepassing van deze wet mede een gedeelte van een begraafplaats verstaan.